Naar inhoud springen

Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

196

—"En misschien," ging ik voort, "als ik u niet lastig val, zult gij het mij uit eigen beweging vertellen. Mag ik dat hopen?"

—"Misschien," fluisterde zij.

—"Alleen misschien?"

Opziende zag zij mij aan met een snellen, doordringenden blik.—"Ja," zeide zij, "ik denk wel dat ik het u zal zeggen—mettertijd." En hier hield ons gesprek op, want zij stelde mij niet in de gelegenheid om meer te vragen.

Dien nacht geloof ik niet dat zelfs Dr. Pillsbury mij in slaap had kunnen maken, althans niet voor het aanbreken van den ochtend. Raadselen waren sedert verscheidene dagen mijn dagelijksch brood geweest, maar geen had mij toegeschenen zoo vreemd en tegelijkertijd zoo bekorend als dit, naar de oplossing waarvan Edith Leete mij verboden had te zoeken. Het was een dubbel raadsel. Hoe kon het denkbaar zijn, in de eerste plaats, dat zij eenig geheim van mij zou weten, een vreemdeling uit een andere eeuw? In de tweede plaats, zelfs als zij zulk een geheim wist, hoe was dan de onrustbarende invloed te verklaren dien de wetenschap er van op haar maakte? Er zijn vraagstukken zoo ingewikkeld dat men niet eens gissen kan naar de oplossing, en dat scheen er zoo een te wezen. Ik ben in den regel te praktisch om tijd te verspillen aan zulke mysteries, maar de moeilijkheid van een raadsel, belichaamd in een schoon jong meisje, vermindert niet de genoegens van het bekoorlijke. In het algemeen kan men zeggen dat het blozen van een maagd hetzelfde te beduiden heeft voor de jonge mannen van alle eeuwen en landen, maar die uitlegging te geven aan Ediths purpere wangen, zou, wegens mijn positie en, den korten tijd dat ik haar kende, het toppunt van ijdelheid