Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

15

Het was geen huis waarheen ik kon denken een bruid te voeren, althans niet iemand die het gewend was zooals Edith Bartlett. Ik had het te koop gezet en gebruikte het alleen om te slapen, ik at in mijn club. Een bediende, een trouwe kleurling, genaamd Sawyer, woonde bij mij en voorzag in mijne geringe behoeften. Een eigenaardigheid van het huis vreesde ik zeer te zullen missen als ik er uit ging, en dat was de slaapkamer die ik gebouwd had onder de fondamenten. Ik zou in de stad in het geheel niet hebben kunnen slapen, met haar nooit eindigend nachtelijk geraas, als ik een bovenkamer had moeten gebruiken. Maar tot deze ondergrondsche kamer drong nooit eenig geluid van de wereld daar boven door. Als ik er in was en de deur had gesloten, was ik omringd door de stilte van het graf. Ten einde de vochtigheid van den bodem het indringen te beletten, waren de muren in cement gelegd en zeer dik gemetseld, de vloer was evenzoo beschermd. Opdat het vertrek tevens zou kunnen dienen als gewelf, beveiligd tegen inbraak en vlammen, had ik het laten bedekken met steenen platen, luchtdicht gesloten; de buitendeur was van ijzer met een dikke laag van asbest. Een dunne buis, in verband met den windmolen boven op het huis, verschafte versche lucht. Het schijnt alsof de bewoner van zulk een kamer wel zou kunnen slapen, maar het was luttel dat ik, zelfs daar, twee nachten achtereen goed sliep. Ik was er zoo aan gewend, dat ik weinig gaf om het verlies van éen nacht. Maar een tweede nacht, op mijn leesstoel in plaats van in bed doorgebracht, putte mij uit, en ik liet het nooit langer duren dan tot zoover zonder te slapen, uit vrees voor zenuwaandoeningen. Hieruit zal men afleiden dat ik over eenig kunstmiddel beschikte om in het laatste