21
Ik staarde hem strak in het gezicht, sprakeloos, gedurende eenige oogenblikken.
—"Ik welk jaar?" zeide ik hem eindelijk zachtjes na....
—"Ja juist, in welk jaar? Nadat gij mij dat gezegd zult hebben, zal ik in staat zijn u te vertellen hoe lang gij geslapen hebt."
—"Het was in het jaar 1887."
Hier drong mijn gastheer nogmaals er op aan dat ik uit het glas zou drinken, en hij voelde mijn pols.
"Mijn waarde heer," zeide hij, "uwe manieren geven te kennen dat gij een beschaafd man zijt, wat ik weet dat in uwen tijd niet zoo natuurlijk was als thans. Zonder twijfel hebt gij wel eens de opmerking gemaakt dat niets in deze wereld vreemder is dan iets anders. De oorzaken van alle verschijnselen zijn even afdoende, en de gevolgen alle even natuurlijk. Het is te verwachten dat gij schrikken zult van hetgeen ik u zeggen zal; maar ik vertrouw dat gij er uwe kalmte niet onnoodig door zult laten verstoren; uw voorkomen is dat van een jongmensch van nauwlijks dertig, en uw lichamelijke toestand schijnt niet zeer te verschillen van dien van iemand die zooeven uit een langen en diepen slaap ontwaakt is;—en toch is dit de tiende dag van September in het jaar 2000, zoodat gij precies honderd en dertien jaar, drie maanden en elf dagen geslapen hebt."
Eenigszins bedwelmd, dronk ik een kop van een soort drank op aanwijzing van mijn gezel, en onmiddellijk daarop viel ik in een diepen slaap.
Toen ik wakker werd was het helder daglicht in de kamer, die kunstmatig verlicht was toen ik de eerste keer ontwaakte. Mijn geheimzinnige gastheer zat bij mij. Hij keek niet naar mij toen ik mijn oogen opende, en