Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

41

der eeuw, geen kans van slagen voor een zaak van welken aard ook in eenig belangrijk vak van handel en nijverheid, die niet gesteund werd door een groot kapitaal. Gedurende de laatste tiental jaren waren de weinige kleine huizen die nog bestonden, sterk verminderende overblijfselen uit een vorig tijdvak, of enkel bijloopers van de groote monopolies, of zij behoorden tot een bedrijf van te weinig belang om de kapitalen aan te trekken. Die kleine zaken verkeerden in den toestand van ratten en muizen, zij leefden in hoeken en gaten en alleen als zij in vergetelheid bleven, konden zij bestaan. De spoorwegmaatschappijen waren samengesmolten, tot dat eenige weinige syndicaten alle lijnen van het land in handen hadden. Van elk voornaam artikel waren de fabrieken in het bezit van syndicaten. Deze syndicaten, trusts, of hoe zij ook heetten, stelden de prijzen vast en vernietigden alle concurrentie, behalve wanneer evengroote combinaties oprezen. Dan volgde er een worsteling, eindigende met een nog grootere vereeniging. De groote stads-bazaar verdrong den dorps-winkel door zijne depots, en verdrong in de stad zelf al de kleinere concurrenten, totdat alle handel van een geheele buurt onder één dak werd samengebracht, met honderd vroegere winkeliers als bedienden. Zonder eigen zaken om zijn geld in te steken, vond de kleine kapitalist geen andere belegging dan de aandeelen en obligaties van de onderneming waar hij werkzaam werd, en zijn afhankelijkheid was dus tweevoudig.

"Het feit, dat het wanhopige verzet tegen het vereenigen van alle zaken in eenige weinige machtige handen, dit geenszins kon beletten, bewijst dat er groote economische drijfveeren voor geweest moeten zijn.