82
waren opzettelijk gehuurd om de goederen van de hand te doen, en moesten hun uiterste best doen, tot geweld plegens toe, om dat doel te bereiken."
—"O ja, natuurlijk, hoe dom van mij om dat te vergeten," sprak Edith. "De winkelier en zijn bedienden leefden van den verkoop. Dit is nu alles anders. Het goed is van de natie, en het ligt hier voor degeen die er van noodig heeft, en het is het werk van de bedienden om de menschen te helpen om hun bestellingen aan te nemen; maar het belang van het personeel is niet in 't minst betrokken bij dat wat de koopers niet noodig hebben." Zij glimlachte toen zij er bij voegde: "hoe bijzonder vreemd moet het geweest zijn bedienden te zien die hun best deden om iets te slijten dat de menschen niet wilden hebben of waar zij over twijfelden!"
—"Maar zelfs een twintigste-eeuwsche bediende zou nuttig kunnen wezen door u inlichtingen te geven, al behoefde hij u niet lastig te vallen om te verkoopen."
—"Neen," zeide Edith, "dat is niet het werk van het personeel. De gedrukte kaarten, waar de regeering voor verantwoordelijk is, geven ons al de inlichtingen, die wij maar kunnen wenschen."
Ik zag toen dat aan al de stalen een kaart gehecht was, die in beknopten vorm een volledig overzicht van alles betreffende de stof en de samenstelling van het artikel bevatte, met den prijs er bij, zoodat niets overbleef om naar te vragen.
—"Dus heeft de bediende niets mee te deelen over de dingen die hij verkoopt?" vroeg ik.
—"Volstrekt niets; het is niet noodig dat hij iets weet of voorwendt te weten van zijn artikelen. Beleefdheid en accuratesse is alles wat van hem gevergd wordt."