Pagina:In de sneeuw.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

126

De predikant zag al sprekende de brieven in, die de post zooeven had gebracht, ontvouwde toen een paar couranten, en las nu en dan eenige regelen.

Johannes zat naast zijne moeder, en rookte. De innig gelukkige stemming waarin hij zich bevond door het besef van „thuis" te zijn — en in zulk gezelschap — gaf zich lucht in een schertsend liefkoozen van zijne moeder, en het werpen van verliefde blikken op Gabriëlle, die nog steeds achterover geleund in den schommelstoel zat.

De vermoeienis van de lange reis begon zich bij deze te doen gelden. Zij vond zelfs het gesprek — hoe goed het ook vlotte — zeer inspannend. Want men kon geen enkel onderwerp aanroeren, waarvan dominé Jürges zich niet oogenblikkelijk meester maakte, en als zij hem wilde tegenspreken — het licht, dat hij op sommige onderwerpen liet vallen, was meestal van dien aard, dat ze dit niet kon laten — scheen het tòch, of hij gelijk had. Ten minste, Gabriëlle bleef telkens eenigszins verlegen zitten, als hij met kalmen lach haar vroeg, of zij „dit of dat had gelezen? of dat dan?" —