Pagina:In de sneeuw.djvu/129

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

127

Dikwijls moest zij ontkennend antwoorden; veel had zij ook wel gelezen, maar niet zóo grondig bestudeerd, dat zij er had uitgehaald, wat hij er in scheen te hebben gevonden; hij kende en wist alles. Er leefde niemand van naam, in Denemarken of elders, dien hij niet wist te beoordeelen. En ofschoon hij juist niet minachtend sprak over de namen, die haar dierbaar waren, straalde er toch in alles wat hij zeide eene zekere neerbuigende goedheid door, als van een held die zich verwaardigt een weinig te spelen.

In elk geval, zij werd moe — en trots al hare goede voornemens eindigde zij met ontstemd te worden.

Maar Daniel Jürges, die de nummers der courant van de hoofdstad ordende naar de artikelen die hem bijzonder interesseerden en getuigden van eenen geest waarmeê hij zich op het innigst verwant gevoelde, de groote machtige geest van orde, waarheid en Christendom, — Daniel Jürges werd hoe langer hoe vroolijker als hij dacht aan den ernst, waarmee zijn brave Johannes den tegenzin had opgenomen, dien dit jonge meisje in betrekking tot het predikambt had geopenbaard.