138
zijne groote handen op de armen van den stoel, en vóor iemand er aan dacht, stond hij op zijne gebrekkige beenen, en maakte eene eerbiedige buiging voor Gabriëlle.
„Gezegend wordt mijn huis," — begon de oude cavalier, — „wanneer jeugd en schoonheid zich verwaardigen den ouderdom te bezoeken, en — en — die drommelsche podagra!" vervolgde hij lachend: „het past aan oude sukkels niet, zoo hoogdravend te zijn. Wees zoo goed, plaats te nemen, — juffrouw! — ik ben er trotsch op, eene dochter van Jürgen Pram welkom te heeten in mijn huis."
„Kent gij vader?" riep Gabriëlle, plotseling als ontdooid.
„Ah, ja! — wij hebben samen hout verhandeld - - uw vader niet alleen, maar ook reeds uw grootvader. — Marie! geef me dat kistje, — nu zult ge eens zien — juffrouw!" En na den kandidaat, vluchtig eene hand te hebben gereikt, zetten zij beiden — Gabriëlle en de Lensmand — zich neder, om oude koop contracten te bestudeeren, en brieven van het huis Pram te lezen. En Gabriëlle vergat bij dezen ouden man, die zoo vele geschiedenissen