Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

177

Nu werd het haar duidelijk, wat haar in den beginne in Gabriëlle's spel zoo had verontrust. Het was niet de vermetelheid, die doet vreezen voor een tekortkomen aan vaardigheid, voordat de zekerheid en de macht wordt gevoeld, die met alle moeielijkheden spot. Zuiver en klaar liep het motief steeds door, onder de grilligste wendingen; stout en vlug, als een blinkend ijzer over het ijs.

Maar — er rezen beelden voor het oog van haren geest, beelden uit de dagen harer jeugd, gelijk zij somwijlen in slapelooze nachten kon oproepen, maar nooit met de duidelijkheid, waarmee ze zich nú aan haar vertoonden.

En zij hoorde, evenals bij die nachtelijke droomgezichten, eene oude melodie: zij klonk zoo vroolijk te midden van het geloei van den voorjaarsstorm, die het huis vervulde met geluiden en de lange, losgerukte ranken van de slingerplanten aan den gevel zoo geheimzinnig deed tikken tegen de ruiten.

Het waren hare gelukkige meisjesdroomen die, op tonen gedragen, tot haar kwamen. En zij doorleefde in de herinnering weer dien gelukkigen tijd, toen het leven éen lang gedicht scheen,