Pagina:In de sneeuw.djvu/221

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

219

anderd. Dat licht brandde bij den „ouden zondaar", die haar vader kende — haar goeden, besten vader, — en allen daar thuis bij wie zij behoorde, — zij, meestal zoo zelfstandig en verstandig! —

Gabriëlle kwam tot zich zelve, en bleef een oogenblik staan; zij lachte om haren angst, en maakte haren mantel een weinig los.

Zij zag kalm om zich heen, en luisterde nú met een soort van welgevallen naar het suizen van den wind. Nu ook herinnerde ze zich den heftigen strijd, dien ze was ontvlucht, — en het verlies van den man, op wien ze zoo zeker had vertrouwd, van den vriend, dien ze zoo gaarne door het leven ware gevolgd.

Want het was niet waar, dat Johannes zoo godsdienstig was; zijn geloof was in zooverre oprecht en vast, dat hij gemakkelijk elken opkomenden twijfel kon bezweren door hetgeen men hem had geleerd. Maar in den grond was hij niet godsdienstig. En wanneer hij nu toch een man als Daniël Jürges kon volgen, dan bestond er tusschen hem en haar eene onverkomelijke klove, en hoe luide haar hart nog voor hem sprak, zij moesten scheiden.