Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/222

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

220

Zij zag in — hoe bitter zij haar verlies in dit oogenblik ook gevoelde, — dat het gelukkig voor haar was, de liefde te hebben leeren kennen zonder maneschijn en sentimentaliteit. En toch had haar vroeger dikwijls een gevoel van leegte — van gemis — overweldigd, wanneer zij een verliefd paartje gadesloeg. Zij begreep dan, dat hare beredeneerdheid voor haar de liefde van haar poëtisch waas had beroofd.

Ondanks alles bezielde haar een vroolijk, dankbaar gevoel bij de gedachte, dat ze „vrij" was, vrij en frank, te midden van het suizende woud. De pijnlijke oogenblikken die ze had doorleefd, de hartstochtelijke bitterheid waaraan ze ten prooi was geweest — de kwetsende woorden die zij elkander naar het hoofd hadden geworpen — alles — alles zag zij nú in een ander licht.

Eindelijk was zij eens in ernst midden in den strijd geweest, zij had iets uitgericht. Dit was geen doelloos dispuut geweest, waarbij „Juffrouw Pram" vrijheid had te zeggen, wat ze verkoos, omdat niemand er zich om bekommerde wat ze sprak. Haar persoonlijkheid was er nu wel degelijk mee gemoeid.