Pagina:In de sneeuw.djvu/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
23

woorden met Hans en Eivind, dat herinner ik me zeer goed; maar zij hebben door blik noch woord te kennen gegeven, dat ik geen boomen mocht vellen naar eigen verkiezing.

„Het is goed — o, —" begon Hans langzaam met bevende stem: — het is goed, dat wij twee getuigen hebben — buiten mijzelven en Eivind.“

„Getuigen! — getuigen? — waarvoor?“ riep dominé Jürges.

„Twee, echte, goede getuigen,“ sprak Eivind.

Allen zaten in gespannen verwachting, en sloegen de oogen neer. Zou de nieuwe dominé het zóo ver willen drijven, om tegen die twee getuigen in, te blijven ontkennen?

Hans vervolgde : „Het staat nu zóo, dat de oude Aslag en zijn zoon, die het hout voor dominé hebben gehakt, beiden bereid zijn er een eed op te doen, dat dominé kort en goed geweigerd heeft ons oostwaarts in het bosch te volgen, tot daar, waar sinds onheugelijke tijden altijd het hout ten dienste der dominé's werd geveld.“

„Dàt deed hij — ja — dàt is zeker en waar,“ sprak Eivind.

„Maar, Heere — God ! — menschen, ik weet