Pagina:In de sneeuw.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
25

eenmaal geveld zijn en het hout gereed ligt, nu eisch ik, dat het naar de pastorie worde gebracht, — en dat spoedig; op de sneeuw is niet lang meer te rekenen.“

Het werd wederom een tijdlang doodstil. Eindelijk nam een der mannen het woord:

„Het zal er wel om spannen, dat voor de lente invalt, er nog tijd blijft om te hakken.“

„Hakken? weer hakken? — Gij meent toch niet, dat ik opnieuw hout zal laten hakken?“ riep dominé Jürges. Maar toen hij de onbewegelijke gezichten zag, verloor hij zijn geduld.

„Gij zijt toch recht — hm, — vreemde menschen! — Een geringe zonde, door mij tegen den vorm begaan, wordt door ulieden gebruikt, om twist te zoeken en tweedracht te zaaien. Is dàt goed gehandeld tegenover uw' predikant? Is dat christelijk tegenover een broeder? — Wat zou het gevolg zijn, indien wij zoo met elkander in het gericht traden, — of erger nog, indien God ons onze zonden op zulk eene wijze wilde toerekenen?“

De spanning op de gezichten ging over in eene ernstige kerksche uitdrukking: zij verwacht-