Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
29

deze wendde zijn hoofd een weinig om, en antwoordde stijf en koel:

„Ik twijfel er aan, of er éen man in de gemeente zal gevonden worden, die zich medeplichtig wil maken aan iets onwettigs, zelfs al gaat dominé vóor.„

En allen stemden met deze woorden in — dat was duidelijk te zien. Nu werd de predikant in allen ernst boos, en de vergadering eindigde in een soort van donderbui; de predikant verwijderde zich ziedend van drift, zonder iemand goeden dag te zeggen.

De burgemeester lachte, toen hij hoorde wat er was voorgevallen; hij lachte hartelijk, en wreef zich in de handen. „Zijn u nú eindelijk de oogen geopend, dominé? Ziet gij nu, dat deze ellendelingen aan de kleinste kleinigheid blijven hangen, als ze daardoor twist kunnen zoeken, of aanleiding om te ontkomen aan hunne verplichtingen? Neen, neen! dominé Jürges! de boeren hier, zijn andere kerels dan de arme visschers in het Noorden; hier zijn de duivels, geloof me, loozer dan dominé en de bisschop beiden, — om nu niet te spreken van den burgervader — dien stakker."