Pagina:In de sneeuw.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

73

zijn herderlijk ambt. Maar hierover vreesde hij geen verwijt nòch van God, nòch van de menschen.

Want hij kende nu zijne gemeenteleden door en door. Hij wist, dat zij verstokt en zelfgenoegzaam waren, en dat zij om te leeren hongeren naar "het woord", geen behoefte hadden aan een vriendelijken, vergevenden herder, maar aan een krachtigen dienaar des Heeren, die, zoo als hij, hen in den nek kon grijpen en hun stijven hals ter aarde buigen.

Daarom was hij met een gerust geweten zijne innerlijke roeping gevolgd naar het groote strijdperk, ten einde met de hoogstgeplaatsten in den lande, geschaard om de gezalfden des Heeren, den storm het hoofd te bieden.

En hij was zich bewust, dat geen haat — zelfs geene minachting voor de lagere klassen, waaruit de sociale beweging opsteeg, eenigen invloed op zijn doen en laten zou kunnen uitoefenen. Want — hij had zijne deelneming aan de boerenvergoding geenszins vergeten of ontkend. Hij kwam er rond voor uit, en hij verklaarde aan ieder die het hooren wilde, nadrukkelijk: dat hij juist dáarom, — en omdat hij de