Naar inhoud springen

Pagina:In de sneeuw.djvu/87

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

VI.

Grandalen's pastorie, den 5den April 1884.

Mijn eigen beste Johannes!

Opdat gij dezen brief, die misschien lang zal worden, niet zult lezen in spanning en onzekerheid, wil ik beginnen u mijn vaderlijken gelukwensch te zenden met uwe verloving; moge God, de Heer, onder wiens oog gij u — ik ben er zeker van — in deze zaak hebt gevoeld, ook verder zich betoonen als de trouwe Vader, die ons nooit verlaat, indien wij Hem niet verlaten.

Uw brief, den 2den dezer geschreven, ademt een geest, die een zoon tegenover zijnen vader betaamt, en dien ik wist, dat mijn Johannes bezat. Ik wil uwe openhartigheid beloonen, door u een goeden, vertrouwbaren raad te geven, ingegeven niet alleen door mijn vaderlijke liefde,