Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

13

en op de slag- en staartpennen, maar daarvoor heeft men minstens te reizen tot aan Ben-Nevis in Schotland of tot de Faröer.

Onder den naam van Sneeuwputter wordt deze Gors wel ten verkoop aangeboden. In de kooi heeft men er evenwel weinig pleizier van, en nooit is deze vogel er zoo mooi als in de vrije natuur, wat trouwens van alle vogels gezegd kan worden.

We willen hiermede de exemplaren van Passerina nivalis (L.), zooals de sneeuwgors wetenschappelijk heet, vaarwel zeggen, als we er juist een paar vogels tusschen opmerken, die we eerst voor gewone Leeuweriken houden, doch spoedig bespeuren we fraai citroengeel aan den kop; welke kleur op kruin, wangen en krop door zwart afgebroken is. Konden we ze van nog naderbij beschouwen, dan zouden we twee vederpluimpjes aan het achterhoofd zien. Deze kenmerken zijn voldoende voor de vaststelling der identiteit. 't Zijn nl. exemplaren van den Bergleeuwerik (Evemophila alpestris flava Gmel). Ook deze vogelsoort heeft broedplaats in de Noordelijkste deelen van Europa en Azië, en komt alleen als onregelmatige wintergast tot ons. Als Strand- en Zeeleeuwerik vindt men ze meermalen in annonces aangeboden.

En nu vliegt het troepje weg tusschen gindsche droge zeekraalplantjes, om er de kleine zaadjes weg te pikken. De hongerige diertjes hebben met gestreng winterweer ook bij ons geen al te beste verblijfplaats.

Maar o wee, de vogeltjes vliegen onmiddellijk weer op. Stellig worden ze verjaagd, en zie, op de plaats wippen eenige dieren heen en weer. Zouden het misschien hermelijnen zijn? Deze bloeddorstige monstertjes toch bren-