14
gen des winters heel wat om hals. We zullen het onderzoeken.
Neen, 't zijn ook vogels, en ze zijn grooter en meer monter dan de Sneeuwgorzen en de Bergleeuweriken. Zie, ze wippen meer dan ze loopen en af en toe laten ze een schetterend lachgeluid hooren. Hoe meer we ze naderen, hoe meer de lijstervorm uitkomt, en nu we er niet meer dan vijftig passen van verwijderd zijn, kunnen we ze bestemmen als Kramsvogels (Turdus pilaris L.). Men kent deze vogels ook elders in ons land onder de namen Veldlijster, Schaar- en Kamlijster. Er zijn er tegenwoordig niet veel, maar bij open winters kunnen groote vluchten op de weiden en akkers verblijf houden. Voor broedplaats vindt evenwel maar een enkel paartje ons land goed genoeg. De meeste trekken in het voorjaar naar Noordelijker en Oostelijker plaatsen.
Hoe mooi kunnen we nu zien het zwartachtig roodbruin van mantel- en vleugelvederen, en de grijze en zwarte kleuren in fraaie afwisseling, benevens het roestgeel van krop en rompzijden.
't Wordt den lijsters nu ook te angstig en onder schetterende geluiden en met onregelmatige vleugelslagen gaan ze heen, om misschien in den tuin bij gindsche boerderij de laatsten hulstbessen weg te pikken.
Bij goed rondzien biedt de winter evenveel verscheidenheid aan vogels als het zomergetijde.