Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

45

en de weeke hersenen zijn den Gaai een lekker hapje. Heeft hij niet veel honger, dan blijft het overig cadaver onaangeroerd.

En hoe mooi is ook de Gaai! Purperkleurig bruingrijs is de hoofdkleur van zijn kostuum, doch wit vindt men op stuit en vleugels, en zwart op staart- en slagpennen. En wat hem vooral mooi maken, dat zijn de lichtblauwe, met zwarte dwarsbandjes afgezette vleugelspiegels. Ja, ook de Gaai is mooi, maar een geslepen deugniet. Ook zijn nest is een kunstwerk, al wordt het niet overkapt. Het is zuiver komvormig, vervaardigd van fijne takjes of heidekruid en van binnen met zachtere zelfstandigheden belegd. Gewoonlijk is het te vinden op een tak dicht bij den boomstam, doch nooit laag bij den grond.

En als derde bouwkunstenaar wenschen we heden te noemen de Roek (Corvus frugilegus L). Gelukkig kunnen we van dezen vogel meer goeds vertellen, dan van de beide straks genoemde. De Roek heeft veel eenvoudiger vederkleed, wat ons dan ook al dadelijk doet denken aan het „ware kenmerk des harten". Toch is de Roek niet leelijk. Het vederpak komt overeen met dat van de zwarte kraai, doch er zit meer violetblauw in. Dikwijls ziet men roeken met ontvederde aangezichten. Deze kaalheid ontstaat door het gedurig boren in den bodem, waaruit zij allerhande wormen opdiepen. Men mag deze vogels alzoo nuttig voor den landman noemen, zoodat het beter is ze te sparen dan te verjagen. Toch gebeurt het laatste nog maar al te dikwijls.

De Roeken broeden gezellig in opgaand hout, en dikwijls worden de nesten, die dan aan heksenbezems doen denken, al vroeg in het voorjaar gemaakt. Het gaat er dan in