Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/146

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

142

bijgedachten: Hildebrand. Met dieper besef van hare nederige schoonheid—welke levenssfeer heeft niet de zijne voor den kunstenaar—maar vol weemoed, voller ongeduld naar een vrijer en grooter staat: Potgieter. Potgieter is de groote verbeelder van het Hollandsch leven van 1840–'60 geweest. Het bewoog zich in kleine omtrekken, maar niet het kleine of dwaze of anekdotische, maar het menschelijke in dit kleine leven heeft hij gezien. Hij kende ze allen en zag ze niet aan louter als voorwerpen tot waarneming, maar met aandachtig zich-verdiepen in hun ziel, de menschen van zijn tijd en zijn wereld. Hij zag ze niet als een deel der natuur, een vlieg of een zonnestelsel, maar als een deel der samenleving, waartoe hij behoorde en waarin hij leed. De parvenu's, de verarmde patriciers, de kruideniers in ruste, de trouwe dienstboden, de bloed-arme kantoorklerken, de rustelooze proponenten, hij heeft ze allen begrepen. En hij, die zoo trouw en gemoedelijk den middenstand en het kleinburgerlijk leven heeft geteekend, hij was de eerste woordkunstenaar in ons land met groot-burgerlijke aspiraties. Hij rebelleerde tegen dat versufte, ingezonken leven, hij kende de begeerte naar kapitalistische levens-volheid, vrijheid en geluk. Hij verdiende niet alleen een gunstiger arbeidsveld dan Nederland hem kon geven, maar ook een beter lot, dan een Nederlandsch liberaal te zijn. Van wat het leven van Potgieter aandoenlijk maakt, is zeker dit niet het minste, dat hij tot zijn dood een liberaal hart behield, dat hij van de liberale staatkunde verwachtte het herstel der nationale gezondheid, een nieuw tijdperk voor Nederland.

Potgieter was, in zijn gewetensvol verbeelden van