Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/156

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

152

Maar vooral de gedeeltelijke onderwerping en openstelling voor de Europeesche landbouw en industrie van het aan natuurlijke hulpbronnen zoo rijke Sumatra was van grooten invloed.

Op Java alleen vermeerderden de in erfpacht uitgegeven woeste gronden in 22 jaar (1870–'92) van 38000 tot 329000 bouws (één bouw = 710 H.A.) Deze gronden werden voornamelijk gebruikt tot aanplanting van koffie, suiker, thee en tabak. Het privaatkapitaal toonde, bij al deze produkten, de superioriteit zijner methoden tot exploitatie van grond en menschen boven die van het goevernement en wist ook dáár winst te behalen, waar de goevernements-kultuur op schade was uitgeloopen. Zoo bij de koffie-kultuur, waar op de partikuliere plantages de z.g. natte of West-Indische bereiding in toepassing werd gebracht die maakte dat de aldus behandelde blauw-groene koffieboonen tot veel hooger prijs dan die van het goevernement werden verkocht. Zoo bij de rietsuiker, waar sedert de planters door de bepalingen der agrarische wet de vrije beschikking over hun produkt kregen[1], de opbrengst per bouw van 64 tot over de 100 kilo suiker steeg. Maar voor koffie en suiker was de tijd der groote winsten voorbij. Voor de koffie, zoowel door de uitputting van den grond (gevolg van de roofbouw van het Ned. gouvernement) als door konkurrentie van Brazilië, Voor den suiker


  1. Oorspronkelijk waren onder het kultuurstelsel kontrakten tusschen het Indische goevernement en partikulieren aangegaan, waarbij het goevernement zich verbond een zekere hoeveelheid grond met suikerriet te doen beplanten. De partikulier zorgde voor de bewerking van suikerriet tot suiker, was verplicht een uiterst laag gestelde som aan de bevolking uit te betalen en een deel der opbrengst tegen vastgestelden prijs aan het goevernement te leveren. Deze kontrakten deden voor de schatkist groote winsten verloren gaan, gaven aanleiding tot ergerlijke bevoordeeling en kweekten een geslacht van Indische millionairs. Door de wet van 1870 werd met het kontrakten-stelsel gebroken en de suiker-kultuur voor het goevernement gaandeweg ingekrompen; in 1890 werd zij geheel vrij.