Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

12

het bezit van koloniën en het geld-kapitaal. In vergelijking b.v. met Duitschland, waar sedert de middeneeuwen geen kapitaalvorming van belang had plaats gehad, was het geldkapitaal, waarmee Nederland in 1813 zijn loopbaan als modern land begon, overvloedig, en de klasse der renteniers talrijk en machtig. Dit was natuurlijk een resultaat der vroegere kapitalistische ontwikkeling, een erfdeel der Republiek. En het heeft als menig ander door een zuinigen vader gewonnen erfdeel, de energie der zonen gedoofd. Het gemakzuchtig geld-kapitaal, dat ook bij verouderde vormen van productie en verkeer zijn slag kan slaan, en wanneer dit 't geval is, zich vrij onverschillig toont voor de ontwikkeling der produktieve krachten, heeft in de 19de eeuw de industrieële ontwikkeling in Nederland meer tegengehouden dan bevorderd.

Laat ons nu nagaan langs welke wegen de ondergang van manifaktuur en industrie is geschied.

In het midden der 18de eeuw was de industrie al in volle verval. Bepalingen ter bescherming der inlandsche nijverheid, hadden reeds vroeger in Frankrijk en Engeland menige markt voor Holland gesloten, en met eigen geld en werkkrachten hielp het zijn konkurrenten op de been. Aan vreemde staten was meer dan anderhalf millioen geleend, waarvan het grootste deel aan Engeland, Wat de ambachtslieden aangaat, "het gemis aan genoegzaam werk in Holland had menig trafijk en fabrijk in haar bedrijf verlamd, en de meesters verpligt menig bedreven man uit haar dienst te ontslaan. Deze, met hun huisgezinnen aan verval en armoede blootgesteld, konden