Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

161

en zich de handel met de koloniën koncentreerde, verdubbelde wel bijna zijn bevolking tusschen 1873 en 1901 (van 277.765 tot over het half millioen zielen) en vermeerderde, sedert het Noordzeekanaal beëindigd en aan den staat overgedragen, het IJ afgedamd en de Handelskade gebouwd was zijn inklaringen van 3,624.7 M3. in '83 tot 5.577.529 M3 in '96. Maar Rotterdam overtrof dezen groei ver. Door den Nieuwen Waterweg in het bezit gekomen van een open weg naar zee zonder bruggen of sluizen, met midden- en zuid-Duitschland door korte spoorweg-verbindingen te land, door Merwede en Rijn te water verbonden, was het in staat een aanzienlijk deel van het goederenvervoer tot zich te trekken en te behouden, de konkurreerende havens van het vasteland in te halen en te overtreffen. De bevolking van Rotterdam steeg van 90.000 in '49 tot 148.102 in '77 en 332.185 in 1900: zij verdubbelde dus binnen twintig jaar. Haar inklaringen uit zee namen toe van 1.211.017 ton in '71, tot 2.120.347 ton in '85 en 6.382.934 ton in 1901. Haar percentsgewijze aandeel in de inklaringen van het geheele rijk steeg in die jaren van 35 tot 68%. Haar totaal zeeverkeer nam sedert 1880 toe met 275%. Haar Rijnvaart-verkeer met Duitschland steeg van 2.376.301 ton in '89 tot 7.735.307 in 1901, en haar aandeel in het goederenverkeer der Rijnhavens in dien tijd van '84 op 91%. In 1900 had zij zich meester gemaakt van 82% van den aanvoer aller ertsen in Nederland; 70 à 80% der granen, 65% van den petroleum, 52 % van de koffie, 93% van de ruwe margarine en 99%, der oliën. Marseille liet zij achter zich‚ Antwerpen en Hamburg streefde zij, wat tonnenruimte aangaat, al meer op zij zonder ze nog te kunnen

11