169
zijn nieuw groot-industrieel karakter geeft[1] (de grootste rijstpellerij aan de Zaan b.v. vervangt 40 windmolens). Een ander koloniaal produkt, de cacaoboon, gaf aanleiding tot het opkomen eener geheel nieuwe industrie.
Hier behoefde geen verouderde wijze van produceeren door een modern-machinale te worden vervangen. De cacao-industrie trad direkt op als modern grootbedrijf, werkend voor export met nieuwe methodes en machines en tot welslagen afhankelijk van produktie op groote schaal, daar haar groote winsten uit een afvalprodukt—de cacaoboter—voortkomen. Niet geschikt tot huisindustrie of manufaktuur, bleek zij aangewezen voor de groot-industrieële onderneming. Zij is niet over 't land verspreid in een groot aantal fabriekjes of werkplaatsen maar in eenige weinige groote of middensoort fabrieken vooral in de nabijheid der groote zeehavens: te Rotterdam, Amsterdam, Weesp, Bussum, Wormerveer, Scheveningen geconcentreerd.
De groote winsten die zij maakte, de behoefte van het modern grootbedrijf aan energieke en ontwikkelde arbeiders; de afwezigheid van een traditie als in de Ned. textiel-industrie, van uiterst lagen levens-standaard en langen werkdag; al deze faktoren hebben meegewerkt tot het tot stand komen in de cacao-industrie van de in ons land schaarsche "modelfabrieken"; d.w.z. fabrieken, waar de arbeidsvoorwaarden en de inrichtingen in het belang der werklieden gunstiger dan het gemiddelde zijn.[2]
Een merkwaardige tegenstelling met deze vormt