172
gevaren van irrationeele bedrijfswijze, onvoldoende verkeersmiddelen en gebrek aan krediet. Gevolg van het bedrijf, van zijn eeuwenoude gewoonten van eenzamen arbeid en afgezonderd bestaan, en slechts door het nijpen van den nood te overwinnen,was een uiterst individualisme en volkomen gebrek aan samenwerking. Van koöperatie bij het behartigen van gemeenschappelijke belangen was zoo goed als nergens sprake; van onderlinge krediet- en voorschotvereenigingen geen spoor.
Over de sociale werkingen van de landbouw komen wij nog te spreken. Het ekonomische volg was hier als elders, het tot zekere hoogte, onderwerpen van den landbouw aan de moderne produktiewijze. De landbouw verloor zijn zelfstandigheid: kwaliteit van het produkt en wijze van produceeren werden hem, als b.v. bij den bietenbouw, bij menig product voorgeschreven door de industrie. Hij verloor zijn onbewegelijkheid en werd genoodzaakt tot hetzelfde rusteloos najagen
van de staatsbemoeiing steeds het stiefkind geweest. Bijna zonder uitzondering treden de belangen van de nijverheid en vooral van den handel op den voorgrond en de landbouw betaalt het gelag." (Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland. (IVde Deel, bl. 101). „Terwijl de staat jaarlijks schatten besteedt om de groote havens te verbeteren, rivieren te normaliseeren, de kanalen voor den groothandel geschikt te maken, wordt de geleidelijke verbetering der binnenlandsche verkeerswegen hoofdzakelijk overgelaten aan de belanghebbenden zelven. De produktiekosten van handel en nijverheid worden van staatswege verminderd, maar de landbouw blijft verstoken van de eerste hulpmiddelen, waaraan hij juist in deze ongunstige tijden behoefte heeft." (bl. 102).
Natuurlijk moet niet de handelsbourgeoisie alléén voor deze achterstelling van het platteland worden verantwoordelijk gemaakt, ofschoon haar neiging, voornamelijk voor de ontwikkeling der hulpbronnen die haar direkt voordeel brachten, op te komen, er zeker veel schuld aan heeft. Maar ook het groot-grondbezit, met de eigenlijke bourgeoisie heerschende klasse en dat uitstekend voor zijn eigen belangen, b.v. vrijstelling van bedrijfsbelasting, wist te zorgen, bekommerde zich niet in 't minst om dingen als vakonderwijs voor den boerenstand, aanmoediging der coöperatieve banken door den staat, enz.