Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

184

niet uit de eeuwen gegroeid, maar haastig door winzucht neergekletst, gebouwd voor bewoners, die geen tijd en geen geld hadden kieskeurig te zijn; een stad van kooien, waar des avonds en des nachts de afgejakkerde of gejaagde mensch-dieren verblijf houden, dat is eten en slapen. Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Haarlem, Groningen, Nijmegen, Amersfoort, zij en vele anderen, zetten zich zoo in aanvallen van groeikoorts uit.

En met de steden schenen de menschen te groeien, Hun lichamen strekten zich, werden leniger of forscher, al naar de funktie die het kapitalisme vergde van hen. In de havensteden zwermden drommen gespierde, pootige kerels aan; van alle kanten trok, wat krachtige armen, beenen en schonken bezat, naar kaden en dokken, om met sleepen en sjouwen, lossen en laden schatten te verzamelen voor het handelskapitaal. In de industrie-streken vermeerderde een ras van handige en zorgzame wevers, zwakkelijk, smal van borst, met fijne ledematen; de lichamelijke kracht, hun onnut tot den arbeid, verliezend, en de behendigheid en taaie oplettendheid ontwikkelend, die hun meester, de machine, van hen vergt. De vroeger zoo sloome bouwvak-arbeider werd, althans in de steden, vif en vlug, aangedreven door stukwerk-tarieven tot al sneller arbeids-tempo; de metaal-bewerker nam toe in intelligentie en zorgzaamheid, Overal schikte en plooide de gedweeë en rekkelijke "menschelijke natuur" zich naar den wil van haar tyran, de produktie-wijze.

En als de lichamen groeiden de geesten. De lage lucht trok op, die zoo lang boven Holland had gehangen, de oogen van den geest zagen werelden die