Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/205

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

201

behoorende oprichters eerder tot taak hebben het zelfstandig denken en handelen der arbeiders, dat hen voert tot de sociaal-demokratie, tegen te houden, dan voor lotsverbetering te strijden. Iedere afwijking van deze bedoelde houding, door ons sociaaldemokraten natuurlijk met vreugd begroet, bewijst de elementaire kracht waarmee elke vereeniging van arbeiders, haars ondanks, tot de praktijk der sociaaldemokratie wordt getrokken. Maar de onregelmatigheid, langzaam heid en onbetrouwbaarheid dier afwijkingen naar links (vaak weer door schommelingen naar rechts gevolgd) bewijst tevens, hoezeer de bewustwording der arbeiders vertraagd wordt, waar eenmaal organisatie op anderen basis, dan die van den klassenstrijd, is ontstaan.

Achter dit deel van het Nederlandsch proletariaat staat een nog talrijker: de groote massa die, nog dood voor het vereenigingsleven, geen andere aspiraties dan de armzalig individueele van den verenkelden loonslaaf kent. Niet geheel ontbloot van klasse-instinkt, wekt een enkele maal een akuut geval in den politieken of den ekonomischen strijd haar uit haar apatische hopeloosheid tot medewerking of althans tot belangstelling. maar de energie tot voortdurende krachtsinspanning, tot organisatie, ontbreekt haar geheel en zij vervalt weer spoedig in de oude dofheid.

Eindelijk hebben wij nog de voorhoede van het proletariaat: de niet talrijke schaar die den klassenstrijd erkent en van socialistische gezindheid min of meer is doortrokken. Haar vinden wij verlamd door inwendige tweedracht. Nog afgezien van den kleinen omvang der "neutrale" vakvereenigingen, maakt de innerlijke onrust en onvastheid, die in hen heerscht

13*