Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

26

Het kontinentaal stelsel, in 1810 verergerd door het dekreet tot verbranding van alle Engelsche manufacturen, maakte wat van den handel geleefd had broodeloos. De tierceering trof de geld-kapitalisten en renteniers, grooten en kleinen, want een deel der schuldbrieven waren in handen van den middenstand, en ook de armen, want de liefdadige gestichten hadden hun vermogen hierin grootendeels belegd. De belasting van 50% op alle koloniale produkten en de tabaks-regie ruïneerden den winkelstand en verbitterden de consumenten die hun gewone genotmiddelen moesten derven. De censuur werkte verlammend op den boekhandel; drukkers en uitgevers leden zware verliezen. De konscriptie eindelijk ontnam de verdiensten van 15.000 Nederlanders aan hun gezin en voerde hen buiten de grenzen. Hierbij kwam nog het ontslag van het grootste deel der vroegere ambtenaren en hun vervanging door Franschen. De combinatie dezer maatregelen verarmde alle gegoedden, alle "de renteniers, handelslieden en ambtenaren, dat is te zeggen de klasse der eerlijk lieden die door hun uitgaven de geheele bevolking in het leven houden"[1]. De eensgezindheid, waarmee Oranje werd teruggeroepen en verwelkomd, vond zijn oorzaak in den sterken materieelen druk, die in den Napoleontischen tijd, alle klassen der stedelijke bevolking hadden geleden.

Toen de revolutie jaren afgesloten, de nationaliteiten


    noordelijke en oostelijke provinciën, waar landbouw en veeteelt de hoofdbronnen van het bestaan uitmaakten, verrijkt door de klimmende prijzen der landerijen en hun voortbrengselen, die het gevolg waren der aanhoudende oorlogen, schenen zich met meer gemak bij de vreemde overheersching neer te leggen" (Uit de gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte over de tweede helft der achttiende en het begin der negentiende eeuw, medegedeeld door Mr. H. van A. (1882, p. 250; Wikisource-ed.))

  1. G.K. Van Hogendorp; Gedenkschriften, Deel III.