Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

31

worden in kerken en gehangen gegeeseld en gebrandmerkt en de oude tijden waren hersteld. Nu kon hij weer rijk gaan worden op de oude wijze. Zoo meende hij. Maar de oude tijd was dood. De oude monopolies waren doorbroken. De oude handelsgeheimen waren ontdekt. De oude markten waren veroverd. De oude konkurrenten waren hem over het hoofd gegroeid. Op een nieuwen grondslag moest hij beginnen: de grondslag der industrieele produktie en der vrije konkurrentie,

Verward en onwetend stond de Nederlandsche burgerman in 1815 in de woelige, troebele wereld van het kapitalisme in wording: een wereld vol wilde spekulatiezucht en rustelooze energie. De "welgestelde rentenier" van Fruin, de rijke en royale achttiende-eeuwer, was een schriel en schrikachtig renteniertje geworden. In zijn hand klemde hij bezorgd het dunne bundeltje schuldbrieven en effekten, uit den grooten schipbreuk gered. En in zijn hart bewaarde hij de herinnering aan een verleden, toen aanzien, rijkdom en macht zijn deel waren geweest. Een verloren paradijs lag achter hem, wie hem verjaagd had wist hij niet, hij voelde zich onmachtig het terug te winnen; als van een oud man naar zijn jeugd, gingen, te midden dier ontketening van jeugdige krachten rondom hem, zijn gedachten verlangend terug naar den goeden ouden tijd.

 

II.

 

Sedert het midden der 18de eeuw, d.i. sedert den achteruitgang der manufaktuur, was de werkeloosheid van het arbeidsvolk, vroeger tot oorlogsjaren beperkt, een