Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

45

heel anders gewerkt dan op Nederland. De burgerlijke omwenteling der 16de eeuw was er mislukt: het absolutisme had zijn macht, de adel en de kerk hadden hun landgoederen en voorrechten behouden, de stedelijke burgerijen waren gezonken. Sneller dan Nederland, had de Fransche omwenteling België bereikt en er radikaal huisgehouden: de kerkelijke domeinen werden onteigend, de heerlijke rechten en tienden afgeschaft. Voor België bracht de komst der Franschen de bevrijding uit feodalen druk, het begin van burgerlijk leven. De landbouw ging vooruit. Gedurende de heerschappij van Napoleon profiteerden mijnbouw en nijverheid van dezelfde maatregelen, waaraan Nederland verbloedde: het kontinentaal-stelsel verschafte aan de textiel-industrie een afzetgebied van 30 millioen menschen. Bij de restauratie hield dit op; tegen de Engelsche kon de Belgische industrie niet konkurreeren. In ruil voor de vastelandsche markt, kreeg zij, een poovere vergoeding, die van Nederland en Oost-Indie.

Voor de jonge Belgische industrie was bescherming tegen de Engelsche noodzakelijk. In Nederland ging de begeerte naar betrekkelijken vrijhandel; in 1815 werd een plakkaat van 1725 in dien geest, hersteld. Maar na de vereeniging van Nederland en België was een vrijhandels-politiek onmogelijk. Het spreekt van zelf, dat in een staat die zich in organischen samenhang heeft ontwikkeld, de belangen van industrie en handel in het algemeen geen tegenstrijdige maatregelen eischen. Althans wordt dit hoe langer hoe minder het geval. Want de moderne handel is een gevolg der industrie, en steunt op het vervoer van haar grondstoffen en produkten. Maar het in 1815 gefabriceerde