Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/58

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

54

dien krijgen. Zij bedoelde den partikulieren handel op te beuren—zij hield hem tegen.

De Handelsmaatschappij was een anachronisme dat in anderen vorm, het monopolie der 17 en 18de eeuwsche compagnieën herstelde. Haar monopolie was, in overeenstemming met meer moderne begrippen, niet wettelijk maar feitelijk: zij beheerschte den handel, zij versloeg het individueele door haar gekombineerd kapitaal; zij maakte particuliere handelsondernemingen naar Indie, zonder ze te verbieden, onmogelijk.[1] Zij monopoliseerde de regeerings-transporten, en verkreeg voordeelige uitzonderings-bepalingen voor den aankoop van hare retouren. Zij verlamde door al deze dingen de vrije konkurrentie, het stelsel dat tot laat in de 19de eeuw, de immanente krachten van het kapitalisme zou aandrijven en doen groeien, de aansporing geven tot alle technische verbetering vermeerdering der productie, bespoediging van verkeer. Zij versperde den aangewezen weg tot ontwikkeling van het Nederlandsch kapitalisme, om den koning en eenige groot-kapitalisten te verrijken. Zij benadeelde het belang der geheele bourgeoisie ter wille van dat eener kliek.

En ziehier de reden waarom de H.-M. van haar oorspronkelijk doel afweek. Het hoofdmotief bij hare oprichting was geweest opbeuring van den handel, maar dit bleef niet het motief van haar bestaan. Als bij iedere kapitalische onderneming moest eerst het


  1. "De maatschappij heeft reeds terstond haar uitgestrekte armen over alle deelen des handels met haar vermogende veerkracht uitgebreid, en de reuzenkracht waarmee dit geschiedt, versuft elk particulier, welk bezig, op een of ander punt een onderneming te overwegen, den post zoo nadrukkelijk ziet bezet dat het redeloos zou zijn daartegen op te streven". (Ouwerkerk de Vries, verhandeling over den koophandel).