Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

56

de koninglijke bescherming en de voorrechten die de Handels-Maatschappij genoot, beval de regeering haar op Java een markt te "vinden" voor Ned. textielgoederen, en verplichtte haar in Ned. fabrieken jaarlijks voor 11 millioen aan katoentjes enz. te koopen. Het verlies werd gegarandeerd. Dit alles, natuurlijk, privatissimum. Het "vinden" van een markt was op deze voorwaarden niet moeilijk; evenmin het kweeken van een broeikas-industrie, De Nederlandsche textiel fabrieken werkten onder dubbele protektie: een openlijke, bestaande in de 12% inkomend recht, van de Engelsche boven de Nederlandsche katoenen en wollen stoffen op Java geheven, en een geheime, ongelimiteerde, die bijpaste al wat te kort kwam. Onder dit "stelsel" kwamen spinnerijen, weverijen en katoendrukkerijen op als champignons. Zij hadden met dezen parasiet ook veel overeenkomst. Het verlies voor de schatkist bedroeg in de jaren 1835–'37 20% van de waarde van het produkt. Toch werd het stelsel nog jaren gehandhaafd, tot de finantiëele nood er een einde aan maakte, eer het bedoelde resultaat, de opvoedende werking der dubbele bescherming, bereikt was.

Zoodra de in 't geheim-zegenende hand zich terugtrok, verviel de "bloeiende textiel-industrie" op de meeste plaatsen even snel als ze was gestegen. In '44 waren de fabrieken te Beverwijk, Ruurlo en 's Heerenberg verdwenen; de Haarlemsche, die in 39 nog 1517 arbeiders aan 't werk hielden, verminderden dit op 966[1]. Een uitzondering maakte Twente, waar de weldoener der menschheid, Th. Ainsworth, door zijne, voor rekening der Handels-Maatschappij opgerichtte,


  1. Mr. Portielje, a.v. bl. 65.