Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

66

bolwerk tegen revolutionaire wanorde en opnieuw dreigende Fransche overheersching.[1] Zoo spraken de gewone konservatieven, de meerderheid.

Maar de ultra-orthodoxen, voor eenige jaren nog geheel zonder invloed, juichten in hun binnenkamer over de toenemende reaktie en da Costa kon tot de Clercq zeggen "dit is een land waar Christus de hand op gelegd heeft; hij heeft steeds een plekje waar hij zich verheerlijkt tot hij komt".[2] De Clercq zelf konstateerde dankbaar "de bewerking der natie door Gods hand: zij geeft nu bloesems en zal eens vruchten voortbrengen.[3] Nu, de vruchten zijn niet uitgebleven.

Nationale zelf-overschatting is altijd gevaarlijk. In industrieële dingen, op militair- en onderwijs gebied, heeft zij menig groot rijk bittëre ervaringen gebracht. Maar in het geval van een achter land zonder zelfstandige beteekenis, dat in de beginnende aera van fabriekmatige industrie, van zijn buren alles te leeren had werkte zij iets ergers uit dan katastrofen: vereenzaming. Als de "Chineezen van Europa" bleven de Nederlanders in afgeslotenheid volharden, maar als Chineezen, die geen kostelijk-zelfstandige kultuur, geen eigendommelijke kunst, wetenschap en zeden, door eeuwen-oude traditie geheiligd, zorgzaam te bewaren hadden: niets anders dan kleinheid en middel matigheid. De zelf-ingenomenheid hield begrijpelijker wijs niet langer stand, dan de afgeslotenheid duurde, Zij verdween, toen Nederland begon deel te nemen aan het internationaal verkeer en voor de internationale markt te werken; kennisname leidde tot verge-


  1. de Bosch Kemper, Geschiedenis na '30.
  2. W. de Clercq, Dagboek, bl. 324.
  3. a.v. bl. 359.