Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

68

jaren getuigde het "Tijdschrift voor Statistiek en Staathuishoudkunde" dat de voetpaden, die heerweg der marskramers en kleinhandelaars, van grooter belang dan zijne spoorwegen voor Nederland waren.

In '30 was de eerste lijn, Liverpool—Manchester, aangelegd. Een paar jaar later begonnen Engeland en Frankrijk aan de bouw van hun spoorwegnet; daarna volgden Duitschland en Belgie. De kapitalistische ondernemings-lust stortte zich op den spoorwegbouw, en de beruchte zwendelarijen en spekulaties der haute finance onder Louis Philippe waren een symptoon der snelle kapitalistische ontwikkeling van Frankrijk na 1830. In Nederland oordeelde in '36 de Kamer van Koophandel te Rotterdam een spoorwegverbinding met Keulen overbodig, en adviseerde tot een systeem van "snelvarende trekschuiten" Amsterdam—Keulen met overlading te Vreeswijk op de stoomboot naar Rotterdam. Antwerpen had reeds toen plannen tot een spoorwegverbinding met Keulen ontworpen en dit plan baarde in Holland "veel zorg".[1] Maar bij deze onwezenlijke spruit bleef het; en de Tweede Kamer bleek van gelijke meening als het Rotterdamsch Handelslichaam en verwierp met 46 tegen 2 stemmen het voorstel tot een leening voor een lijn Amsterdam—Arnhem.

In '39 werd de eerste lijn in ons land, Amsterdam—Haarlem, geopend, maar in '47 was het verlengstuk den Haag—Rotterdam nog niet voltooid. In 1850 had Nederland nog maar twee spoorweglijnen: Amsterdam—Rotterdam en Amsterdam—Arnhem via Utrecht. En in 1860, 21 jaar na opening van het eerste lijntje, bedroeg ons spoorweg"net" 335 K.M.


  1. Lastdrager, Nieuwste Geschiedenis.