Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/73

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

69

Twente, de eenige streek waar iets wat naar moderne industrie zweemde, aan 't opkomen was, moest zich voor den aanvoer zijner grondstoffen en het vervoer zijner produkten behelpen met straatwegen en een op vijf uur afstand van Enschedé gelegen kanaal.

Zoo werd, wat gevolg was, op zijn beurt oorzaak. De achterlijkheid der middelen van vervoer en verkeer, door gemis aan ekonomische ontwikkeling veroorzaakt, hield die weer tegen. De groei der Twentsche en Brabantsche textielindustrie niet alleen werd er door belemmerd, maar voornamelijk de groei van den handel. De groote havens bleven, afgesloten van hun natuurlijk »achterlande, kwijnen; Antwerpen profiteerde en werd groot. Toen de bourgeoisie na '48 de politieke macht in handen kreeg, gevoelde zij de behoefte aan spoorwegen, en gebruikte het geroofde geld uit Indie tot hun bouw. Maar de verloren tijd viel niet in één, noch zelfs in tien jaar in te halen.

In een land zonder mijnen, zonder spoorwegen en zonder industrie, ontbrak menige prikkel tot de studie der natuurwetenschappen. Een praktisch-gevormd intellekt behoefde hier niet, als in landen van groote ekonomische beweging, snel te worden vermeerderd nòch om te leeraren, nòch als ingenieurs[1] enz. Technische-, handels-, industriescholen waren niet te vinden; van opleiding in 't buitenland was geen sprake. Middelbaar onderwijs van staatswege bestond niet, het werd geheel overgelaten aan bijzondere personen. Op de latijnsche scholen werden bijna uitsluitend de oude talen onderwezen. De koninklijke


  1. Behalve bij den Waterstaat, Op dit gebied bracht de eeuwen-oude praktijk en traditie steeds vele verdienstelijke mannen voort. De verdediging van den bodem tegen natuurlijke gevaren was hier van oudsher een voor: name faktor van de technische ontwikkeling.