Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

71

meer dan iets anders, gelegenheden tot het opdoen van "menschen-kennis" en van finantieële ervaringen voor gefortuneerde en aanzienlijke jongelui. Een verplicht toelatings-examen werd pas ingevoerd na '45. Fossielen uit de achttiende eeuw prevelden er hun Latijnsche colleges, en wie ook lichamelijk de pruik, symbool van oude tijden, in eere hield en in top bleef voeren, toonde de werkelijkheid het zuiverst te beseffen. Alleen in de theologische brouwerij was eenig leven: uit grondstoffen over de grenzen ingekocht, eerst wijsbegeerte van Kant en Krause, in een latere periode bijbelkritiek van Strauss en Baur werd een nationaal product gefabriceerd, de "Groninger richting", waaruit later het modernisme voortkwam, voedzaam noch smakelijk, maar uitstekend berekend voor de slappe maag die het zou genieten en de van hartigheid afkeerige smaak der liberale bourgeoisie.

In de theologische fakulteit werd het broedsel van klein-burgerlijk intellekt uitgestoofd, dat in de derde kwart eeuw Nederland zou overstroomen met schrijvers dominé, dichters-dominé, journalisten-dominé, alten, in denkwijze schrijftrant hun gemeenschappelijke afkomst bewijzend, als leghorns, houdans en wyandotten door gekakel hun gemeenschappelijke afstamming van het hoendergeslacht. De overmaat van kerkelijk leven, waaraan Nederland tot in onze dagen lijdt, werd


    academiën het geval—en de jaarlijksche kursus liep er gewoonlijk ten einde, zonder dat men zeer ver in de geschiedenis der wereld gevorderd was" (bl. 22)... Over Prof C. de Waal: "Van lieverlede bemerkte men... dat de voordracht op zijn colleges zoo duister was, dat de naarstigste studenten zich soms vruchteloos inspanden er slot of zin aan te vinden" (bl. 24). Over Mr. B.H. Lulofs. "Bij zijn optreden als hoogleeraar was hij misschien nog niet geheel thuis in een vak, vroeger slechts als liefhebberij-studie beoefend" (bl. 28). En Groningen was de meest vooruitstrevende akademie en genoot, althans in de jurisdische fakulteit, een goeden naam (bl. 17).