Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

73

om te waken tegen de diefstallen uit honger, van den verminderden arbeid in de fabrieken te verwachten.[1]

In '45 vonden hongeroproeren plaats te Delft, Haarlem en den Haag, in '47 door geheel Friesland en Groningen, De landverhuizing steeg tusschen '44–'47 van 171 tot 5322 personen, een hoog cijfer voor een volk, nog vijf-en-twintig jaar daarna te gedemoraliseerd en apathisch om anders dan door den hoogsten nood gedwongen uit landverhuizen te gaan.

De ellende was in Nederland in de jaren 1843–'48 niet minder erg, maar aan andere oorzaken te wijten dan in Frankrijk en Engeland, en zelfs dan in Duitschland en Belgie, In 't buitenland was zij akuut; veroorzaakt, in de ekonomisch meest ontwikkelde landen, Engeland en Frankrijk, door de snelle uitbreiding der produktie bovendie die der markt; in achterlijke streken als Vlaanderen en Silezië, door de verdringing der handweverij door de textiel-industrie, Maar in Nederland was de kronische ellende het gevolg van het gemis aan groot-kapitalistische ontwikkeling, van permanent gebrek aan werk. In het buitenland brachten de veertiger jaren voor Engeland de grootste krachtsinspanning der chartistische beweging en het bereiken van haar grootste triomf: de tien uren wet; de koöperatieve idee was er reeds vroeger geboren en gedeeltelijk toegepast; voor Frankrijk brachten die jaren een zoo rijke oogst aan belangrijke socialistische ideeën en geschriften dat zijn proletariaat er, ten deele, nog heden op leeft; voor Duitschland de geboorte van het wetenschappelijk socialisme en der kommunistische propaganda, voor België een eerste


  1. Tegenwoordige klagte over verval van nijverheid, duurte en armoede, door A. Grevelink (Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek 1844).