Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

80

in geld en in macht, zij stond in haar zenith en meende dat het altijd middag blijven zou. Vrijhandel beteekende voor haar monopolie op de wereldmarkt, snelle en zekere akkumulatie van kapitaal. Een kruimpje van den overvloed viel ten deel aan de arbeiders, hun levens-standaard steeg, hun consumptie van levensmiddelen nam toe, en die levensmiddelen moesten grootendeels door 't buitenland worden geleverd. De agrarische staten profiteerden van Engelands industrieëlen bloei.

Als vrucht van den algemeenen voorspoed der vijftiger jaren viel onze liberale bourgeoisie eenige opleving in sommige bedrijven, en eenige afname van het pauperisme in den schoot, die zij natuurlijk met gewone bescheidenheid aan haar voortreffelijk bestuur dankte. De prijzen der koloniale voortbrengselen stegen; uit hun vérkoop kon jaarlijks een deel van de staatsschuld geamortiseerd, en zoodoende de schroef der belastingen neergedraaid worden. Maar vooral voor den landbouw zette een tijd van bloei in die in een agrarisch land als het onze, op alles terugwerkte.

Dertig jaren lang ging het landbouwbedrijf in Nederland op rozen. De uitvoer naar Engeland was, sedert '43, snel gestegen—in drie jaar met 4 millioen—maar na '47 begon 't pas goed. De Engelsche industrieële bourgeoisie had voor de verwezenlijking van haar plan "Engeland de werkplaats der wereld" goedkoope levensmiddelen noodig. De gunstige ligging van Nederland, zijn vette, vruchtbare weiden, zijn vochtig klimaat, alles maakte het geschikt een groote leverancier van vleesch en zuivel-producten te worden voor de dertig millioen, die in gestadigen arbeid boven- en onder de aarde krielden aan de overzijde van het Kanaal.