117
thuis, Mevrouw!" Met dat "zij" werd mijn persoon bedoeld; was 't ernst of scherts?
Zij wilde ons op Batavia hebben, om zelf bij de hooge oomes onze belangen en de belangen van onze Inlandsche vrouwen te bepleiten. O, Stella, hoop dat als 't zoover komt, ik goed moge pleiten. Mevrouw zal naar Buitenzorg gaan om belet te vragen bij Mevrouw Rooseboom om haar van de Javaantjes te vertellen. Bij 't afscheid zeide Mevrouw tot me: "Wees flink, houd moed, en vertrouw. Het màg zoo niet langer blijven, er moet en zal wat aan gedaan worden. Wees flink!" Stella, droom ik of waak ik? Is er heusch uitkomst voor ons? Mogen we hopen, dat onze droom toch voor verwezenlijking is vatbaar? Ik heb nog veel meer gehoord. Ze heeft me nog meer gezegd, maar ik durf 't je niet te vertellen. Het is nu nog zoo ver van me, maar 't straalt en glanst me tegen. Later, later, Stella, lieveling, als ik het al in mijne armen heb, stevig, stevig omstrengeld houd, dat 't me niet ontglippen kan, zal je weten wat 't is. Ik heb mijne zusjes gevraagd, leef ik nog, want ik voel mij zoo onbeschrijfelijk zalig en gelukkig! Bid voor mij, liefste, dat dit geene illusie moge zijn, geen bleeke hersenschim! Want, o, dat zou vreeselijk zijn! Ik zal er me nog maar niet al te zéér op verblijden, want 't is nog zoo onzeker, 't kon misloopen, en de terugslag zou verschrikkelijk zijn.
De tweede onderwijzer gaat spoedig naar Europa en vindt je 't niet aardig van den Directeur om in zijn