118
plaats een onderwijzeres te zullen benoemen? Hij zal ons eene Hollandsche zenden, leeftijd komt er niet op aan, maar zij moet eene beschaafde, ontwikkelde vrouw zijn, waar wij veel aan zouden hebben. Dit is wat hij dadelijk voor ons kan doen, en dan, o, Stella, toen hij bij ons onze werken zag, schilderijen, boetseerwerken, enz., zei hij, of 't niet mogelijk was, om in één jaar tijds eene tentoonstelling voor te bereiden. Hij betreurde ten zeerste, dat wij niet meer hebben ingezonden naar de Fransche tentoonstelling. En den volgenden morgen vertelde hij, dat hij met invloedrijke personen op Batavia zou spreken, om zoo mogelijk 't volgende jaar nog eene tentoonstelling van Inlandschen arbeid aldaar te houden. "U moet veel inzenden, van alles wat wij bij u gezien hebben."
O, Stella, ik kon niets, niets zeggen, ik keek hem en haar maar aan, met tranen in de oogen. Waaraan hebben wij zooveel goedheid verdiend, zooveel liefs, zooveel geluk. Wij hebben elkaar nooit tevoren gekend. We leefden als in een droom, er was geen gisteren, geen morgen voor ons, alleen het heerlijke, gelukstralende heden bestond! Zooveel moois deed me duizelen, maakte me bang! — o, de reactie zou vreeselijk zijn, als de droomen en illusies, die wij nu hebben, allen in rook vervlogen. Thuis gekomen nam ik dadelijk de pen op, om een jubelenden brief aan onze vriendin, Mevrouw Ovink, te schrijven, want een paar dagen tevoren bereikte haar een wanhoopskreet van me, en mijn lief moedertje moest weten, dat