121
maar zeg ik wil". Ik wil, Stella, ik wil, ik zal beproeven, Stella, ik hoop innig, dat jij mijne krachten niet hebt overschat. Ik zal mijn best doen.
Nu wil ik je ook nog iets vertellen, n.m. dat wij drietjes begonnen zijn met Fransch te leeren, uit de boekjes van Servaas de Bruijn. Wij hebben al een stuk of vier boekjes doorgeworsteld en komen je nu vragen ons eenvoudige, gemakkelijke Fransche boeken te willen noemen (geen leerboeken). Pa heeft ons ook een leercursus Duitsch cadeau gedaan, doch als wij met het Fransch ooit klaar komen kunnen, hopen we met het Engelsch te beginnen; 't Duitsch naderhand, als wij nog leven ten minste. We probeeren nu Fransche illustraties te lezen, maar lezen en begrijpen is twee, nietwaar? In den beginne maakten wij de dolste vertalingen, maar het gaat langzamerhand gelukkig beter. Wij zijn vol goeden moed. Roekmini beweerde eens in 't Fransch te droomen; ze was met Chateaubriand in Louisiana, 't wonderschoone land, dat hij beschreef. De Fransche taal heeft veel overeenkomst met de onze, wat zinsbouw betreft, en ook de h is geheel als bij ons.
Onze nieuwe vriendin zeide tot haar man: "Zij zou zoo graag talen leeren, o, man, wat zou ik graag die taak op mij nemen." Gisteren kreeg ik een brief van haar, een van 20 zijdjes. Wat schrijft ze innig lief. Zij zegt, dat zij voelt dat zij ons nog eens zal spreken, en vertrouwt in dat gevoel. Ik help 't haar hopen. "Vertrouw in de toekomst!" schreef ze me. En ik ver-