136
Goede tijding!
Ik mag! ik mag! ik mag! wensch me geluk! druk me in gedachte aan uw hart en lees 't geluk in mijne stralende oogen! Liefste, ik mag voor onderwijzeres studeeren! Ik heb met Vader gesproken! hem verteld, wat u mij vroeg, toen u hier waart! En vader vond 't uitstekend, vond 't prachtig! Ik mag weer in de klasse gaan zitten, om er later vóór te gaan staan, als ik daartoe de bevoegdheid verworven heb.
Mogen en willen! willen en mogen! mooier combinatie kan er niet zijn! en kunnen moet 't trio volmaken!
Willen is kunnen, nietwaar?
O! ik ben zoo gelukkig! en ik weet, dat u beiden zich innig met me verheugt in mijn geluk.
Ik ben nu nog niets, dat is waar, maar ik mag iets worden, heerlijk! "Hoop, vertrouw en wees moedig". Deze uwe woorden staan me voortdurend voor den geest, en hebben me vergezeld, toen ik zooeven naar Vader toeging om hem te spreken. Ik was heel kalm, en opgewekt zelfs, als had ik al een vaag voorgevoel, dat 't onderhoud gelukkig voor me zou afloopen.
Vader vond 't idee, onderwijzeres te worden aan de Inlandsche meisjesschool eenig mooi! Hoe zacht en vriendelijk sprak hij mij toe! o, ik heb mij in hem dan toch niet vergist; en hij heeft zijn kind lief en begrijpt haar volkomen!