Naar inhoud springen

Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

150

deelingen van den arbeid der Christelijke zending in Nederlandsch-Indië. O! mijn hart slaat zoo warm voor dat mooie liefdewerk, en niet 't minste voor degenen, edele mannen en vrouwen, die dat werk, zoo rijk en schoon, maar o zóó zwaar, met zulk een liefde en toewijding, met hart en ziel beoefenen!

In 1896 hadden wij 't voorrecht en genoegen eene plechtigheid bij te wonen, die waarschijnlijk eenig zal blijven in ons geheele leven, n.l. de inwijding der nieuwe kerk te Kedoeng Pendjalin. 't Was voor het eerst, dat wij in een Christenkerk kwamen en een dienst bijwoonden, en àlles, wat we daar zagen en hoorden, maakte diepen indruk op ons; lang geleden is 't al, doch die indrukwekkende plechtigheid staat nog frisch in mijne herinnering. Hoe schoon klonk het gezang, dat opsteeg uit zoovele kelen en ruischte door 't ruime gebouw keurig met groen versierd! Met de eerbiedig toeluisterende scharen daarbeneden volgden we met aandacht hetgeen in zuiver Javaansch van den kansel verkondigd werd. Er waren behalve de heer Hubert nog drie zendeling-leeraren, die allen om de beurt preekten. En 't was zeker niet 't minst plechtige oogenblik van de heele plechtigheid, toen een stokoude Javaan opstond en zijn geloofs- en landgenooten toesprak. Alles en alles was zoo indrukwekkend; en nog iets anders deed mee, die plechtigheid onvergetelijk voor mij te maken.

't Was dien ochtend voor 't eerst, sedert ik van school was, dat ik weder de buitenwereld terug zag.