5
wien we getrouwd worden feitelijk zonder dat wij 't weten. Europeesche vrienden — dit heb ik eerst heel later gehoord — hadden al 't mogelijke beproefd, om mijne ouders tot andere gedachten te brengen, tot intrekking van 't voor mij, jong en levenslustig kind, zoo wreed besluit, maar zij hadden niets kunnen verkrijgen — mijne ouders waren onverbiddelijk — ik ging mijn gevangenis in. Vier lange jaren heb ik tusschen vier dikke muren doorgebracht, zonder ooit iets van de buitenwereld te zien.[1]
Hoe ik dien tijd doorkwam, weet ik niet — ik weet alleen maar, dat hij verschrikkelijk was.
Een groot geluk was 't voor me, dat de lectuur van Hollandsche boeken en de correspondentie met Hollandsche vrienden mij niet ontzegd waren. Deze waren de eenige lichtpunten in dien naren, somberen tijd. Zij waren mijn àlles — zonder die twee zoude ik misschien omgekomen zijn of erger nog dan dat — mijn ziele, mijn geest zouden gestorven zijn. Maar de tijdgeest, mijn helper en beschermer, liet overal zijne dreunende stappen hooren; trotsche, hechte, oude gebouwen waggelden bij zijne nadering op hunne grondvesten — stevig gebaricadeerde deuren sprongen, de een als van zelf, de ander met veel moeite open, maar open gingen ze toch, en lieten den onwelkomen gast binnen. En waar hij is geweest, liet hij sporen achter.