Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/39

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

17

zeggen, tot hoever onze liberale neigingen gaan mogen.

Verschrikkelijk zijn eenvoudig de vormen bij ons Javanen.

Europeanen, jaren en jaren in Indië zijnde en veel met Inlandsche grooten in aanraking komende, kunnen maar geen steek vatten van de Javaansche étiquette, als ze hiervan niet een bijzondere studie maken. Dikwijls heb ik mijne vrienden dat alles moeten uitleggen, maar als ik na een uur of wat mijn[Pg 11] keel schor heb gepraat, dan weten ze van onze vormen evenveel als een pas geboren kind.

Om je maar een klein ideetje te geven, hoe lastig onze étiquette is, zal ik je een paar staaltjes vertellen. Een jonger zusje of broertje van me mag mij niet voorbijgaan, of moet dit over den grond kruipende doen. Zit een zusje op een stoel, en ik passeer haar, dan moet zij zich onmiddellijk op den grond laten neerglijden en daar met gebogen hoofd blijven zitten, tot ik ver uit haar gezicht ben. Tegen mij mogen mijne jongere broers en zusters geen jij en je zeggen, en alleen in 't hoogjavaansch mogen ze mij aanspreken; en na elken volzin die hun van de lippen komt, moeten ze voor mij een "sembah" maken, dit is beide handen tegen elkaar slaan en even onder den neus brengen.

Spreken mijne zusjes en broertjes met andere menschen over mij, dan moeten zij alles in 't hoogjavaansch zeggen, wat mij toebehoort, zooals bijv.