Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/40

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

18

mijne kleeren, mijne zitplaats, mijne handen, voeten, oogen en alles wat van mij is.

Mijn eerwaardig hoofd is hun streng verboden aan te raken, en niet dan met mijne hooge permissie en na eenige malen een "sembah" gemaakt te hebben, mogen zij 't doen.

Staat er wat lekkers op tafel, de kleintjes mogen er niet aankomen, voordat 't mij behaagt daarvan wat te nemen.

O, je rilt bepaald, als je in zoo'n voornamen Inlandschen familiekring terecht komt. Praten tegen je meerderen doe je zoo zacht, dat alleen zij die ernaast staan 't hooren. Als eene jonge dame lacht, o hé, mag ze haar mond niet opendoen. (Lieve help, hoor ik je daar zeggen.) Ja, Stella, je zult meer vreemde dingen hooren, als je alles van ons Javanen weten wilt.

Loopt een meisje, dan moet zij dit bedaard doen, met kleine, nette stappen, o zoo langzaam als een slak; loop je een beetje vlug, dan schelden ze je uit voor een hollend paard.

Maar nu genoeg, vindt je dit alles niet eenig interessant? Tegen mijn oudere broers en zusters neem ik alle vormen trouw in acht, ik wil niemand iets tekort doen in zijn goed recht; maar van mij af beginnend breken wij geheel met alle vormen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap! De zusjes en broertjes gaan met mij en onder elkaar als vrije, gelijke kameraadjes om. Onder ons geen stijfheid, 't is enkel vriendschap en hartelijkheid wat je ziet in onze verhouding onder-