88
op machinaal bedrijf gegrondveste werkplaats, d.i. in de fabriek, telkens de eenvoudige samenwerking weer voor den dag, aangezien een aantal gelijksoortige arbeidsmachines (de arbeider kan hier vooreerst buiten beschouwing blijven) in dezelfde ruimte gelijktijdig met en naast elkaar werken. Echter bestaat hier een technische eenheid. Eén polsslag, een en dezelfde bewegingsmachine zet ze gelijkmatig in gang. Zij zijn nog slechts organen van hetzelfde bewegingsmechanisme.
Waar echter het arbeidsvoorwerp een samenhangende reeks van verschillende achtereenvolgende processen doorloopt, die door een reeks van ongelijksoortige, maar elkaar aanvullende werktuigmachines uitgevoerd worden, waar dus de aan de manufactuur eigene samenwerking door verdeeling van arbeid weer te voorschijn komt, doch als ineengrijpen van deelarbeidmachines, eerst daar treedt in de plaats van de afzonderlijke zelfstandige machine een eigenlijk machine-stelsel. ledere deelmachine levert aan eerstvolgende haar ruwmateriaal en evenals in de manufactuur de samenwerking der deelarbeiders, zoo eischt in het machinestelsel het voortdurend van-werk-voorzien der deelmachines door elkaar, een bepaalde verhouding tusschen hun aantal, hun omvang en hun snelheid. Deze gecombineerde arbeidsmachine is des te volmaakter, naarmate het ruwmateriaal met te minder onderbreking van zijn eersten tot zijn laatsten vorm overgaat, hoemeer dus inplaats van de menschenhand het mechanisme zelf het van de eene voortbrengingssport naar de andere voert. Verricht zij alle ter bewerking van de ruwstof noodige bewegingen zonder menschelijke hulp, zoodat zij slechts menschelijk toezicht behoeft, dan hebben wij een automatisch stelsel van machinerie. Dat ook hiervoor nog voortdurend vervolmaking in details mogelijk is, toont het toestel, dat de spinmachine vanzelf stilzet, zoodra een enkele draad breekt. Als een voorbeeld "zoowel van onafgebroken voortgang der productie, als van doorvoering van het automatisch beginsel" kan, zegt Marx, "de moderne papierfabriek gelden".
Gelijk de door Watt uitgevonden stoommachine, zoo waren ook de andere eerste uitvindingen op het gebied van het machinewezen slechts uitvoerbaar, aangezien het manufactuurtijdperk een aanmerkelijk aantal goede mechanische arbeiders geleverd had, deelarbeiders der manufacturen, daarnaast ook zelfstandige handwerkers, die in staat waren machines te vervaardigen. De eerste machines werden door handwerkers of in manufacturen voortgebracht.
Maar zoolang de machines haar ontstaan dankten aan de persoonlijke vaardigheid en de persoonlijke kracht van arbeiders die nog halve kunstenaars waren, waren zij niet alleen zeer duur—iets waarvoor de kapitalist steeds een volmaakt open oog bezit—maar de uitbreiding van haar gebruik, dus de ontwikkeling der groot-industrie, bleef zoolang ook afhankelijk van de vermeerdering van het aantal machinebouwers, welke vermeerdering niet met sprongen te bewerkstelligen was, daar het vak een langen leertijd vereischte.
Doch ook in technisch opzicht geraakte de groote industrie, zoodra zij een zekere hoogte van ontwikkeling bereikt had, in strijd met haar