Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/101

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

87

en ook de waterkracht, die reeds gedurende het manufactuurtijdperk veel werd aangewend, voldeed niet meer, daar zij niet naar willekeur verhoogd kon worden, in zekere jaargetijden herhaaldelijk in gebreke bleef en bovenal aan plaats gebonden was. Eerst toen James Watt, na veel inspanning, zijn tweede zgn. dubbel werkende stoommachine uitgevonden had, nadat hij in het "zeer uitgebreide" industrieele etablissement van zijn compagnon Mathias Boulton, "zoowel de technische krachten als de geldmiddelen" (Boek der Uitvindingen) gevonden had die hij tot uitvoering zijner plannen noodig had, toen eerst was de motor gevonden, die "zijn beweegkracht zelf voortbrengt uit de vertering van kolen en water, wiens krachtmate geheel onder menschelijke contrôle staat, die mobiel (van plaats veranderlijk) en een middel van locomotie (voortbeweging), steedsch en niet zooals het waterrad landelijk is, de samentrekking der voortbrenging in steden, veroorlooft in plaats van haar, gelijk het waterrad, over het land te verstrooien, universeel (algemeen) is in zijn technologische aanwending" (Marx). En nu werkt natuurlijk de vervolmaakte beweegkracht van haar kant terug op de steeds verdere ontwikkeling der arbeidsmachine.

"Alle ontwikkelde machinerie bestaat uit drie geheel verschillende deelen: de bewegingsmachine, het overbrengingsmechanisme, eindelijk de werktuigmachine of arbeidsmachine." De bewegingsmachine als drijfkracht van het gansche mechanisme hebben wij zoo juist beschouwd. Het overbrengingsmechanisme dat samengesteld is uit drijfassen, riemschijven, drijfriemen, snaarschijven, snaren, kamwielen en koppelingen der meest verschillende soort, regelt de beweging, verandert haar vorm al naar vereischt wordt, bijv. uit een rechtlijnigen in een kringvormigen, verdeelt haar en brengt haar over op de werktuigmachinerie. "Beide deelen van het mechanisme zijn slechts voorhanden om aan de werktuigmachine de beweging meetedeelen waardoor zij het arbeidsvoorwerp aanpakt en overeenkomstig het doel wijzigt."

De werktuigmachine is het waarvan, gelijk reeds gezegd werd, de industriëele revolutie in de 18e eeuw uitgaat, zooals zij ook thans nog het uitgangspunt vormt waar een bedrijf dat tot dusver in handwerk- of manufactuurvorm gedreven werd, in machinebedrijf overgaat. Zij is eerst een òf meer of minder gewijzigde mechanische vorm van het oude handwerkinstrument, zooals bij het mechanische weefgetouw, òf de aan haar geraamte aangebrachte organen zijn oude bekenden, zooals spindels bij de spinmachine, naalden bij de breimachine, messen bij de hakmachine enz. Maar het aantal werktuigen dat dezelfde werktuigmachine gelijktijdig aan het werk zet, is "aanstonds vrij van de beperking waardoor het handwerktuig van een arbeider benauwd wordt."

Daar een bewegingsmachine, bij doelmatige inrichting ("vertakking in bizondere uitloopers") van het overbrengingsmechanisme, een groot aantal arbeidsmachines tegelijk in beweging kan zetten, daalt daardoor de afzonderlijke arbeidsmachine tot een louter element der machinale voortbrenging. Waar een en dezelfde arbeidsmachine het geheele product vervaardigt, zooals b.v. bij het mechanisch weefgetouw, daar komt in de