106
verslechtert van de arbeiders die in de fabrieken gehaald worden, doch ook dien der arbeiders die buiten de fabrieken blijven arbeiden, en wel dien der laatsten nog meer dan dien der eersten. De "vooruitgang", die door de kapitalistische grootindustrie wordt te voorschijn geroepen, bestaat hierin, dat zij met al de rampen en ontberingen, die zij den fabrieksarbeider oplegt, dubbel en drievoudig den arbeider in huisindustrie, handwerk en manufactuur bezoekt.
"De uitbuiting van goedkoope en onrijpe arbeidskrachten wordt in de moderne manufactuur schaamteloozer dan in de eigenlijke fabriek, aangezien de hier bestaande technische grondslag, vervanging der spierkracht door machines en lichtheid van den arbeid, daar grootendeels wegvalt, en tegelijk het vrouwelijke of nog onrijpe lichaam zoo gewetenloos mogelijk prijsgegeven wordt aan de invloeden van giftige stoffen enz. Zij wordt in den zoogenaamden huisarbeid schaamteloozer dan in de manufactuur, aangezien de weerstandskracht der arbeiders afneemt met hun verbrokkeling, een gansche reeks van roofzuchtige parasieten zich tusschen den eigenlijken "werkgever" en den arbeider dringt, de huisarbeid overal met machinaal of ten minste met manufactuurbedrijf in denzelfden tak van voortbrenging worstelt, de armoede den arbeider de noodzakelijkste arbeidsvoorwaarden, ruimte, licht, luchtverversching enz. ontrooft, de onregelmatigheid van het werkhebben toeneemt, en eindelijk in deze laatste toevluchten van de door groote industrie en landbouw "overtollig" gemaakten de concurrentie tusschen de arbeiders noodwendig haar maximum bereikt. De door het machinaal bedrijf eerst stelselmatig gekweekte bezuiniging der voortbrengingsmiddelen, die tevens de meest achtelooze verspilling der arbeidskracht en roof op de normale voorwaarden der arbeidsverrichting, is, keert thans dezen hem antagonistischen en menschenmoordenden kant des te meer naar buiten, naar mate in een tak van industrie de maatschappelijke voortbrengingskracht van den arbeid en de technische grondslag van samengestelde arbeidsprocessen minder ontwikkeld zijn."
Wat een mensch doorstaan kan zonder te bezwijken, hebben de arbeiders in de huisindustrie te doorstaan. In hun streven om in goedkoopte met de machine te concurreeren, verlagen zij hun eischen ten opzichte van voedsel, kleeding, licht, lucht, rust, steeds verder, tot deze een peil bereiken gelijk de vreeselijkste verbeelding het zich niet dieper denken kan. Marx maakt melding van "kantscholen", waarin kinderen van twee jaar aangewend worden. In de engelsche stroovlechterij werken kinderen vanaf het derde jaar, soms tot middernacht, in enge ruimten, waarin vaak slechts 12 à 17 kubieke voet per persoon komt. Deze getallen, zeide het commissielid White in de commissie van onderzoek naar den kinderarbeid, "vertegenwoordigen minder ruimte dan de helft die een kind zou innemen, als het verpakt was in een doos van drie voet in alle afmetingen."
Hoeveel echter ook 's menschen natuur kan uitstaan zonder oogenblikkelijk te bezwijken, er is toch een grens beneden welke zij niet dalen kan. Is deze bereikt, dan slaat voor den huisarbeid het uur van den snellen ondergang tengevolge van de invoering van machinerie;