Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/121

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

107

de huisarbeiders hebben òf ander werk te vinden, òf zij verhongeren sneller dan tot dusver. Desgelijks geldt van het oude handwerk en de manufactuur.

De overgang van de manufactuur tot de groot-industrie wordt bespoedigd door invoering van fabriekswetten. De huis-industrie verliest terstond haren bodem, zoodra zij aan wettelijke beperkingen is onderworpen. Slechts de onbeperkte, verste uitbuiting der arbeidskracht van vrouwen en kinderen is nog in staat haar bestaan te rekken.

Werkt de machine aldus volledig omwentelend op elk gebied der industrie waarvan zij zich meester maakt, nog meer revolutionair is zij bijkans als zij den landbouw aangrijpt. Hier maakt zij in den regel arbeiders niet slechts volstrekt, doch ook betrekkelijk overtollig—uitgenomen de gevallen, waarin tegelijkertijd een zeer sterke vermeerdering der bebouwde grondoppervlakte plaats vindt, gelijk b.v. in de Vereenigde Staten het geval was.

Waar de machine den landbouw binnendringt, bedreigt den boer hetzelfde lot als de oude handbedrijven der industrie. Met hem valt het meest vaste bolwerk der oude maatschappij. De op het platteland "overtollig" gemaakte boeren en loonarbeiders stroomen naar de steden. De groote steden groeien geweldig aan, terwijl het platteland ontvolkt wordt. Het samendringen der ontzettende menschenmassaas in de steden verwekt lichamelijke ziekelijkheid der industrieele arbeiders. De vereenzaming van het platteland vermindert den geestelijken prikkel der landarbeiders, verwoest hun geestelijk leven, breekt hun weerstandskracht tegenover het kapitaal. Met de groote steden groeit de verspilling der vruchtbaarheid van den grond, wijl de aan den grond in de voedingsmiddelen ontnomen bestanddeelen hem niet weder teruggegeven worden en in den vorm van uitwerpselen en afval de steden verpesten in plaats van het land te bemesten. Met de aanwending der moderne technologie op den landbouw nemen echter ook de middelen toe om uit den grond de hoogste opbrengst te putten. Steeds meer wordt den grond ontnomen, steeds minder teruggegeven. Zoo ontwikkelt de kapitalistische aanwending der machinerie gelijktijdig met den roofbouw op de menschelijke arbeidskracht, den roofbouw op den grond. Zij verwoest de aarde en laat den arbeider lichamelijk en geestelijk ondergaan.

Maar tegelijkertijd ontwikkelt zij den kiem eener nieuwe en hoogere cultuur en de drijfkrachten die deze zullen helpen doorbreken. Marx zag in de ellende niet slechts de ellende, doch de kiemen der betere toekomst die zij in haren schoot bergt. Hij veroordeelt het fabrieksstelsel niet, hij klaagt het niet aan, doch hij wil het begrijpen. Hij zedepreekt niet, doch hij vorscht. En hij zelf maakt ons daarbij op zijn voorganger opmerkzaam, die het eerst den revolutionairen kant van het moderne fabrieksstelsel onderscheidde, op Robert Owen.

De groot-industrie heeft vreeselijke ellende geschapen, als nog geen productie-wijze vóór haar. Maar de ellende der massaas is geen stagneerende. Wij vinden heden ten dage niet het stilstaand moeras van ellende, waarin de maatschappij langzaam en onmerkbaar verzinkt, zooals de romeinsche maatschappij in den keizertijd. De moderne